tochtdeur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tocht·deur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tochtdeur tochtdeuren
verkleinwoord tochtdeurtje tochtdeurtjes

Zelfstandig naamwoord

de tochtdeurv / m

  1. (bouwkunde) een binnendeur ter voorkoming van tocht, bijv. de deur tussen vestibule en gang, of tussen magazijn en winkelruimte in een supermarkt
    • De klapdeur achter de voordeur is een tochtdeur. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be