ingang
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·gang
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van in en gang [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ingang | ingangen |
verkleinwoord | ingangetje | ingangetjes |
Zelfstandig naamwoord
ingang m
- een trefwoord dat te vinden is in een woordenboek
- een opening waar iets doorheen kan of waardoor men binnenkomt (toegang)
- ▸ Ook legde ik een dikke tak voor de ingang van mijn tent met de bedoeling mijn hoofd te beschermen tegen eventuele inrijdende auto’s.[2]
- het ingaan, het begin van iets ('ingangsdatum')
- (techniek) aansluiting van elektrisch apparaat waar een signaal binnen komt
Antoniemen
Hyponiemen
- achteringang, artiesteningang, dienstingang, hoofdingang, lijningang, rechtsingang, usb-ingang, woordenboekingang, zijingang
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een trefwoord dat te vinden is in een woordenboek
2. een opening waar iets doorheen kan
Gangbaarheid
- Het woord ingang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "ingang" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ ingang op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be