slot

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slot
Woordherkomst en -opbouw
  • A In de betekenis van ‘kasteel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1527 [1]
    • In de betekenis van ‘sluiting, einde’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1] [2]
  • B Leenwoord uit het Engels
A enkelvoud meervoud
naamwoord slot sloten
verkleinwoord slotje slotjes

Zelfstandig naamwoord

[A] slot o

  1. (techniek) mechanisme of elektronisch(-mechanische) hulpmiddel waarmee in combinatie met een sleutel of ander mechanisch hulpmiddel, of een cijfercode, een vingerafdruk of ander biometrische eigenschap een object met bijvoorbeeld een deur of een raam kan worden afgesloten
     En ja.... sta me toe'Hij maakte het pakje open en legde het sieraad snel om de hals van Christa, deed het slotje dicht en zette een paar passen naar achteren.[3]
  2. (bouwkunde) een middeleeuwse versterkte woning, ook wel kasteel of burcht genoemd
  3. einde
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden

[1] "mechanisme"

  • Achter slot en grendel
Goed en stevig opgesloten (m.n. van gedetineerden

)

  • Op slot gaan
Niet meer kunnen bewegen
•  Door de spanning van de afgelopen week was mijn lijf op slot gegaan en ik hoopte dat hij mij weer kon laten ontspannen. [4] 
Overerving en ontlening
Vertalingen
B enkelvoud meervoud
naamwoord slot slots
verkleinwoord slotje slotjes

Zelfstandig naamwoord

[B] slot

  1. m gokkast
  2. o sleuf (bijvoorbeeld in een computer waarin een uitbreidingskaart kan worden bevestigd)
  3. m tijdsinterval
  4. (luchtvaart) periode waarin een vliegtuig op een bepaalde luchthaven mag opstijgen of landen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

  1. 1,0 1,1 "slot" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. slot op website: Etymologiebank.nl
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044625691
  4. Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
slot slots

Zelfstandig naamwoord

slot

  1. gleuf, groef, spleet, sleuf, uitsparing
  2. geul
  3. tijdsinterval
  4. gokautomaat, gokkast
  5. hertenspoor
  6. (vulgair) vagina
Synoniemen

Werkwoord

slot

  1. inergatief in een uitsparing passen
  2. overgankelijk een uitsparing maken in
  3. overgankelijk achtervolgen
  4. overgankelijk inplannen, inlassen [1]