Naar inhoud springen

achterdeur

Uit WikiWoordenboek
  • ach·ter·deur
enkelvoud meervoud
naamwoord achterdeur achterdeuren
verkleinwoord achterdeurtje achterdeurtjes

deachterdeurv/m

  1. deur langs de achterkant van een gebouw
    • In een dorp komt men meestal via de niet gesloten achterdeur binnen. 
     Geërgerd had Hind door het doorgeefraam een blik op de lege eettafels geworpen en was toen met Hbib in haar kielzog door de achterdeur naar buiten gelopen. De steeg had er verlaten en droefgeestig bij gelegen. Hind en Hbib keken toe hoe een jong stel langsliep. De man, die zijn arm om een bleke, tengere vrouw heen had geslagen, fluisterde iets in haar oor, waarna ze tot hun verbijstering haar hand op zijn kruis legde. Schaterend liepen ze de steeg uit.[3]
  2. (figuurlijk) niet-officiële of heimelijke werkwijze
    • Hij heeft zijn diploma via een achterdeurtje gehaald.  
     Als de overheid immers zélf procespartij is, heeft die wel toegang tot alle uitspraken. Via de achterdeur – de databases van de rechtbanken. Burgers hebben dat niet. Dat is rechtsongelijkheid die niet kan.[4]
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. achterdeur op website: Etymologiebank.nl
  3. Safae el Khannoussi
    “Oroppa” (2024), Uitgeverij Pluim op Wikipedia, ISBN 9789493339125
  4. Bronlink geraadpleegd op 9 december 2022 Weblink bron
    Folkert Jensma
    “De rechtspraak is kennelijk alleen openbaar voorzover het de rechter behaagt” (1 december 2022) op nrc.nl op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be