luik

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Luik
Uitspraak
Woordafbreking
  • luik
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘(houten) schot’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1552 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord luik luiken
verkleinwoord luikje luikjes

Zelfstandig naamwoord

het luiko

  1. openklappend vlak, klapdeur
    • Achter het ene luik is een echte prijs verborgen, achter de andere zit een troostprijs. 
  2. (scheepvaart) afdekking van een scheepsruim
  3. openklappende plank die een raam afdekt en beschermt
  4. onderdeel van een altaar-schilderij
  5. (figuurlijk) deel van een plan, van een beoordeling, enz.; aspect, hoofdstuk, onderdeel
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
luiken

luik

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van luiken
    • Ik luik. 
  2. gebiedende wijs van luiken
    • Luik! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van luiken
    • Luik je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen