deurbel

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Deurbel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • deur·bel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord deurbel deurbellen
verkleinwoord deurbelletje deurbelletjes

Zelfstandig naamwoord

deurbel v/m

  1. een instrument waarmee bezoekers aangeven dat ze aan de deur staan
    • Omdat de radio hard stond kon hij de deurbel niet horen. 
     Een van hun favoriete spelletjes stond op het punt van beginnen: talloze malen kort op de deurbel drukken totdat hun vader met een quasi kwaad gezicht opendeed.[1]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be