deurknop

Uit WikiWoordenboek
Deurknop

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • deur·knop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord deurknop deurknoppen
verkleinwoord deurknopje deurknopjes

Zelfstandig naamwoord

de deurknopm

  1. een handvat waarmee men een deur kan openen of (af)sluiten
    • De oude deurknop paste niet bij de nieuwe deur. 
     Jeroen legde zijn hand op de deurknop en draaide. Tot hun grote verbazing was de deur niet op slot. Jeroen duwde voorzichtig, waarna ze het kantoor binnenstapten.[1]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen