badkamerdeur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bad·ka·mer·deur
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van badkamer en deur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | badkamerdeur | badkamerdeuren |
verkleinwoord | badkamerdeurtje | badkamerdeurtjes |
Zelfstandig naamwoord
- (bouwkunde) een deur die toegang geeft aan een badkamer
Vertalingen
1. een deur die toegang geeft aan een badkamer
Gangbaarheid
- Het woord badkamerdeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.