Naar inhoud springen

toe

Uit WikiWoordenboek
  • toe
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     toe  
 persoonlijk     ertoe  
aanwijz.   nabij     hiertoe  
  veraf     daartoe  
  vragend/betrekk.     waartoe  


toe

  1. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord.
    ertoe: hij behoort niet tot die groep ->hij behoort er niet toe.
  2. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
    bijv. toezeggen: ik zeg niets toe.
  3. tot ... toe met genitief van een werkwoord
    «... tot bloedens toe.»
    .. totdat men ging bloeden
andere werkwoorden: berstens, rottens, huilens, brakens, bezwijkens, brekens, walgens, lachens, ziens, vindens, bloedens, vervelens, zwichtens, ontbindens, ontbrandens, ontploffens, wordens, stervens, verheugens, bedroevens, bedriegens, blauwwordens, verdrinkens, smorens, ziedens, overstromens, vergaans, vallens, stollens, verblindens, bezwijmens, verachtens, aanbiddens, verkolens, volgens, lijdens, juichens, dodens, luidens
stellend
onverbogen toe
verbogen (alleen
predicaat)

toe

  1. dicht, gesloten
    • Die deur is toe. 
  • Dat doet de deur dicht of toe
Stoett-411 [5]
  • Die staat ziet toe dat hij niet valle
mensen die alles denken te weten of kunnen, moeten zelf maar oppassen voor fouten en problemen
  • Er Spaans aan toe gaan
erg wild en rumoerig aan toe gaan
  • Ergens met lood in de schoenen naar toe gaan
ergens verschrikkelijk tegen opzien
  • Het gaat er Hoeks en Kabeljauws aan toe
  • Iemand met een zoet ( of zacht) lijntje ergens toe brengen
Stoett-1410 [6]
  • Iemand tot het hemd toe uitkleden
Stoett-893 [7]
  • Met opgestoken/opgestreken zeil naar iemand toe gaan
boos naar iemand toe gaan of boos bij iemand binnen komen
  • Op de koop toe nemen
Een onbedoeld gevolg accepteren
  • Wie zwijgt, stemt toe
als je het ergens niet mee eens bent, moet je het zeggen

toe

  1. aansporing
    • Toe maar! 

toe

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) vijftien (alleen in onderstaande verbindingen)
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[8]


toe

  1. toen
    «Sestig mense is gister uit die River Club ontruim toe die walle van die Liesbeekrivier in Observatory oorstroom het. »
    Zestig mensen zijn gisteren uit de River Club geëvacueerd, toen de kades van de Liesbeekrivier in Observatory overstroomden.


enkelvoud meervoud
toe toes

toe

  1. (anatomie) teen.


  • IPA: /tuː/ (Etsbergs)

toe

  1. dicht

toe

  1. dicht
    «Dooch dien däör toe
    Doe dit deur dicht!

toe

  1. gemuteerde nominatief van doe.