toevoeren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·voe·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
toevoeren
voerde toe
toegevoerd
zwak -d volledig

Werkwoord

toevoeren

  1. overgankelijk ergens heen brengen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de toevoerenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord toevoer

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be