toezicht
Uiterlijk
- toe·zicht
- samenstelling van toe en zicht [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toezicht | - |
verkleinwoord |
het toezicht o
- het in de gaten houden, het letten op
- ▸ Rijkswaterstaat heeft de Ketheltunnel in de A4 bij Schiedam vanochtend rond 06.45 uur in beide richtingen afgesloten. Door ziektegevallen waren er geen mensen om toezicht op de tunnel te houden.[2]
- cameratoezicht, douanetoezicht, overheidstoezicht, politietoezicht, staatstoezicht, stadstoezicht, taaltoezicht
1. het in de gaten houden, het letten op
- Het woord toezicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toezicht" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Ketheltunnel dicht tijdens ochtendspits vanwege ziekmeldingen, inmiddels weer open” (16 mei 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be