toevertrouwen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·ver·trou·wen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
toevertrouwen
vertrouwde toe
toevertrouwd
zwak -d volledig

Werkwoord

toevertrouwen

  1. diensten, kennis, goederen etc. delen of beschikbaarstellen aan een betrouwbaar persoon
    • Dat karwei kun je wel aan hem toevertrouwen. 
     Nee, Harald was zestien jaar, zijn neef, Lauritz'en Ingeborgs geliefde oudste zoon, een jongen die ze aan zijn zorg en bescherming hadden toevertrouwd.[1]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044625691
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be