toevertrouwen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- toe·ver·trou·wen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van toe bw en vertrouwen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
toevertrouwen |
vertrouwde toe |
toevertrouwd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
toevertrouwen
- diensten, kennis, goederen etc. delen of beschikbaarstellen aan een betrouwbaar persoon
- Dat karwei kun je wel aan hem toevertrouwen.
- ▸ Nee, Harald was zestien jaar, zijn neef, Lauritz'en Ingeborgs geliefde oudste zoon, een jongen die ze aan zijn zorg en bescherming hadden toevertrouwd.[1]
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord toevertrouwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "toevertrouwen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044625691
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 13
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %