toespraak
Uiterlijk
- toe·spraak
- Naamwoord van handeling van toespreken.
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | toespraak | toespraken |
| verkleinwoord | toespraakje | toespraakjes |
de toespraak v
- een voordracht voor een groter publiek
- Morgen is er een toespraak op het stadsplein.
- De Duitse bondskanselier Merz is tijdens een toespraak bij de heropening van een synagoge in München zichtbaar geëmotioneerd geraakt. Dat gebeurde toen hij sprak over gruweldaden van de nazi's tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook sprak hij over het toenemend antisemitisme in Duitsland.[1]
- Het woord toespraak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toespraak" herkend door:
| 100 % | van de Nederlanders; |
| 100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ nos.nl (16 sep 2025)
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %