hoog
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: hoog (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ɦoʊ̯χ/ /'ɦoʊ̯χə/ /ˈɦoʊ̯χst/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɦoːx/ /'ɦoːɣə/ /ˈɦoːxst/
Woordafbreking
- hoog
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘boven een ander punt, verheven’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1130 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | hoog | hoger | hoogst |
verbogen | hoge | hogere | hoogste |
partitief | hoogs | hogers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
hoog
- fysiek ver boven iets anders
- vergevorderd in een rangorde of volgorde
- ▸ Zo zag ik erg op tegen onbekende gevaren op de trail zoals ratelslangen, beren, steile bergen, felle zon en hoge temperaturen in de woestijn.[2]
- ▸ ‘Van Gooooo,’ klonk een tijdje later het trage zuidelijke Tennessee accent van Pogue, ‘Is er daar water?’ Ik knikte en wees naar beneden in de richting van de groene plas. Ze liepen in een veel hoger tempo dan ik en hadden me razendsnel ingehaald.[2]
- (geluid) met een groot aantal trillingen per tijdseenheid
- met een groot aanzien
- (aardrijkskunde) meer boven de zeespiegel gelegen
- ▸ Bliksem en storm. Op de hoogste top van Californië. Geen enkele beschutting, behalve een hutje met een metalen dak.[2]
- de Hoge Ardennen
- ▸ Bliksem en storm. Op de hoogste top van Californië. Geen enkele beschutting, behalve een hutje met een metalen dak.[2]
- (aardrijkskunde) meer naar het Noorden gelegen
- het Hoge Noorden
Synoniemen
- (3) schel
- (4) aanzienlijk, voornaam
Synoniemen
Antoniemen
- [1, 2, 3, 4] laag
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
|
Vertalingen
1, 2, 3, 4
Werkwoord
vervoeging van |
---|
hogen |
hoog
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hogen
- Ik hoog.
- gebiedende wijs van hogen
- Hoog!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hogen
- Hoog je?
Gangbaarheid
- Het woord hoog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "hoog" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "hoog" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1 2,2 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
Uitspraak
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
hoog hoë |
hoër | hoogste |
Bijvoeglijk naamwoord
hoog
- hoog
- «Van 'n hoë dak afval.»
- Van een hoog dak afvallen.
- «Van 'n hoë dak afval.»
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Aardrijkskunde in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Afrikaans
- Woorden in het Afrikaans met audioweergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Afrikaans