hoogzwanger

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

In de Hortus Haren op Wikipedia (nl) staat dit beeld van een hoogzwangere vrouw, gemaakt door A.Franken op Wikipedia (nl).
Uitspraak
Woordafbreking
  • hoog·zwan·ger
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen hoogzwanger
verbogen hoogzwangere
partitief hoogzwangers

Bijvoeglijk naamwoord

hoogzwanger

  1. (fysiologie) in de laatste tijd van de zwangerschap zijnd waarbij de vrouw of het vrouwtjes dier een hele dikke buik heeft
    • De lente kondigde zich aan in het nestelen van de merels, het zelfvoldane getrippel van de kippen met hun stoeten kuikens, de meisjes die huiverden in hun dunne katoenen jurkjes. Een hoogzwangere poes kwam de herberg binnenlopen en installeerde zich waardig onder haar tafeltje.[1] 
    • `En Fouza is hoogzwanger, hè,' zei Amber om het gesprek weer een plezierige wending te geven. 'Ze verwacht de baby een dezer dagen.'[2]  
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Allende, Isabel
    Liefde en schaduw 2016 ISBN 978-90-5965-389-4 pagina 146
  2. Oubelkas, Joseph
    400 brieven van mijn moeder 2011 ISBN 978-90-484-9014-1 pagina 160
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be