hoognodig
Uiterlijk
- hoog·no·dig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | hoognodig | hoognodiger | hoognodigst |
verbogen | hoognodige | hoognodigere | hoognodigste |
partitief | hoognodigs | hoognodigers | - |
hoognodig
- heel erg en direct nodig
- Aan die ongelijkheid moet hoognodig een eind komen, vindt Thomsen, die de schuld deels bij de vrouwen zelf legt.[1]
- ▸ En met de Duitse organisatie en techniek kon er de hoognodige orde komen in het Franse gekkenhuis.[2]
- Het woord hoognodig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hoognodig" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ NRC Henk Stouwdam 10 oktober 2016
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be