hoogvlieger

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoog·vlie·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hoogvlieger hoogvliegers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hoogvlieger m [2]

  1. begaafd persoon
    • Volgens Kremlin-watchers is de president geen economische hoogvlieger en laat hij zich op dat vlak adviseren door getrouwen, experts en berichten in de media. [3] 
  2. iets van zeer goede kwaliteit
    • Natuurlijk willen ook speelgoedfabrikanten meeliften op het Star Wars-succes. En dus komt Lego met een game. Geslaagd? Mwah. Ruimteschipspel Hyperburner is evenmin een hoogvlieger. Maar beide spellen zijn nog lang zo overbodig niet als Perchang.[4] 
  3. duivensoort
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. hoogvlieger op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. NRC Eva Cukier 12 december 2016
  4. NRC Hans Klis 16 augustus 2016
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be