huizenhoog

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

huizenhoge stapel bananen
Uitspraak
Woordafbreking
  • hui·zen·hoog
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen huizenhoog
verbogen huizenhoge
partitief huizenhoogs

Bijvoeglijk naamwoord

huizenhoog

  1. heel erg groot, to ver van de grond reikend
    • Lakse bui? Leidt tot huizenhoge stapels.[4] 
    • De belspelletjes leverden de loterij goud geld op. Maar Herman kijkt evenwel met gemengde gevoelens terug op de Callfactory: 'Er was altijd strijd.' De KPN pikte 45 cent van iedere gulden in. Dat vonden de anderen te veel. Van den Ende op zijn beurt declareerde huizenhoge productiekosten. De Callfactory had namelijk eigen tv-programma's waarin betaald inbellen werd gestimuleerd met discussievragen en quizjes. Die werden door Van den Ende geproduceerd. [5] 
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • ergens huizenhoog tegenop zien
ergens bang voor zijn
  • huizenhoog favoriet zijn
als iedereen denkt dat de favoriet met grote zekerheid zal winnen
Dus ook ongezien is Haneke's Happy End getitelde nieuwe drama over een bourgeois Europees gezin ten tijde van de vluchtelingencrisis meteen huizenhoog favoriet voor de hoofdprijs op het Franse festival. [6]

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[7]

Verwijzingen