zien

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zien
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘met het oog waarnemen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1200 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: sien
Oudnederlands: sian
Germaans: *sehwanan
Indo-Europees: *sekʷ-
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: see (Angelsaksisch: sēon), Duits: sehen, (Oudhoogduits: sehan), Fries: sjen (Oudfries: sīa)
Noord: Zweeds/Deens/Noors: se, (Nynorsk: sjå, Oudnoords: séa, sjá), IJslands: sjá, Faeröers: síggja, sjá
Oost: Gotisch: saihwan
  • Verwant in Romaans:
Latijn: sequi
  • Verwant in Baltisch:
Litouws: sèkti
  • Verwant in Indo-Arisch:
Sanskriet: sácate
  • Verwant in Anatolisch:
Hettitisch: sakuwa, sakuwai
Oost-Tochaars: šotre
West-Tochaars: šotri
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zien
zag
gezien
klasse 5

onregelmatig

volledig

Werkwoord

zien

  1. overgankelijk waarnemen met het oog
    • Ik kan die afbeelding van zo'n afstand niet goed zien. 
     Waarom had ik geen donder gehoord of bliksem gezien tijdens mijn tocht omhoog?[2]
     Toen ik de gigantische muur inktzwarte wolken op me af zag komen barstte ik in tranen uit.[2]
  2. inergatief het vermogen hebben om met het oog waar te nemen
    • Hij was dolblij dat hij na het ernstige ongeluk toch nog kon zien. 
  3. inergatief een bepaald gezicht trekken, eruitzien als, de indruk geven van
    • Hij zag erg boos. 
  4. ergens een mening over hebben
     Goldie en Barbie zagen het als één groot avontuur, maar ik liep in het begin wat onwennig achter ze aan.[2]
  5. wederkerend hulpwerkwoord zich + volt. deelwoord + ~: maakt een wederkerende constructie
    • De stad zag zich overspoeld met enthousiaste aanhangers van beide clubs. 
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Spreekwoorden
ouder dan 50 jaar zijn
  • Als apen hoger klimmen willen, ziet men gauw hun blote billen.
zich voornamer voordoen dan men in het echt is, met gezichtsverlies tot gevolg
  • De pot verwijt de ketel dat die zwart ziet
een ander aanwijzen als schuldige, terwijl die zelf hetzelfde gedaan heeft
  • De tanden laten zien
zich heel erg fel verdedigen
  • De zon niet in het water kunnen zien schijnen
jaloers zijn, iets niet kunnen verdragen
  • Die staat ziet toe dat hij niet valle.
mensen die alles denken te weten of kunnen, moeten zelf maar oppassen voor fouten en problemen
  • Doe wel en zie niet om.
doe datgene wat je doet goed, doe goede daden, maar verwacht niet geprezen te worden of een dankje wel daarvoor
  • Doe wel naar mijn woorden, maar ziet niet naar mijn daden.
ik geef raad waar je je het beste aan kan houden, maar ik doe het zelf niet
  • Door de bomen het bos niet meer zien
door een overvloed aan informatie het overzicht verliezen
  • Ergens geen been in zien
ergens geen probleem in zien
  • Ergens geen brood in zien
niet denken dat iets kan werken
  • Ergens geen gat in zien
geen oplossing meer zien
  • Het oog ziet altijd van zich af.
de eigen fouten ziet men niet, maar andermans fouten altijd wel
  • Iemand de hielen laten zien
inhalen of beter presteren dan de ander
  • Iemand naar de ogen zien
pas iets doen als de ander toestemming geeft
  • Iemand niet kunnen luchten of zien
een hekel aan iemand hebben
  • Iets door de vingers zien
doen alsof de fouten van een ander niet opgemerkt worden
  • Iets over het hoofd zien
iets vergeten of ontbreken
  • In geen velden of wegen te zien zijn
iets is helemaal nergens te vinden
  • In het veen ziet men niet op een turfje.
wie rijk is let niet op een euro meer of minder
  • Niet verder zien dan je neus lang is
niet goed nadenken wat de gevolgen van iets zijn
  • Verdrinken eer men water gezien heeft
mislukken voordat het begonnen is
  • Wat baten kaars en bril, als den uil niet zien en wil.
het heeft geen zin iemand te helpen die toch niet wil meewerken
  • Ze zien ze vliegen
niet goed bij het verstand zijn
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Gronings

Bezittelijk voornaamwoord

zien

  1. zijn, z'n


Limburgs

Bezittelijk voornaamwoord

zien

  1. zijn


Nedersaksisch

Bezittelijk voornaamwoord

zien

  1. zijn, z'n
Schrijfwijzen
Verwante begrippen

Werkwoord

zien

  1. zien


Veluws

Bezittelijk voornaamwoord

zien

  1. zijn, z'n

Werkwoord

zien

  1. zien