weerzien

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weer·zien
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord weerzien
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het weerzieno

  1. het iemand na een lange tijd weer ontmoeten
    • Hij had een aangenaam weerzien met zijn oude liefde. 
     „Sommige gezichten zijn nieuw, met anderen is het een weerzien,” vertelt de burgemeester. Als wethouder was hij in 2001 verantwoordelijk voor de wederopbouw van de Enschedese wijk. Nu is hij terug als burgervader. Hij kent het verhaal, hij kent het litteken. De mensen vertrekken bij het monument. Het is weer stil in Roombeek.[1]

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 13 mei 2022 Weblink bron
    Maarten Schoon
    “Burgemeester Roelof Bleker herdenkt vuurwerkramp Enschede in stilte: ‘Goed om hier zoveel mensen te zien’” (13 mei 2022), Tubantia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be