neerzien

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neer·zien
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
neerzien
zag neer
neergezien
klasse 5

onregelmatig

volledig

Werkwoord

neerzien

  1. naar beneden kijken
    • Vanaf de berg zag hij neer op het dal. 

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be