opzien

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·zien
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opzien
zag op
opgezien
klasse 5

onregelmatig

volledig

Werkwoord

opzien

  1. inergatief ~ naar: in hoog aanzien hebben, van hogere status achten
    • Hij heeft altijd opgezien naar zijn oudere broer. 
  2. inergatief ~ tegen: iets met angst en vrees bekijken
    • Hij heeft ontzettend opgezien tegen die operatie. 
     En nu leek ze zo opgelucht, alsof ze dat gezegd had wat moeilijk was en waar ze tegen op had gezien.[1]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044632767
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be