zicht
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zicht
Woordherkomst en -opbouw
- [A] Naamwoord van handeling van zien (met het achtervoegsel -t); Middelnederlands sicht, ontwikkeld uit Oergermaans *sih(w)ti- ‘aanblik; het zien’, abstractum bij de wortel van *sehwan- ‘zien’ (zie aldaar). Evenals Nederduits, Duits Sicht en Engels sight.[1]
- [B] In de betekenis van ‘soort zeis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350.[2] Middelnederlands sichte, ontwikkeld uit Oergermaans *segiþō- ~ *segiþia, afleiding van *seg- ‘snijden’ (waarvoor zie zaag, zegge).[3] Evenals Nederduits Sicht ‘sikkel’, Engels scythe ‘zeis’ en IJslands sigð ‘sikkel’.
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | zicht | - |
verkleinwoord | zichtje | zichtjes |
Zelfstandig naamwoord
[A] zicht o
- de afstand die je kunt kijken door de lucht [1]
- Vanaf het balkon hebben we vrij zicht op het haventerrein.
- gezichtsvermogen
- ▸ Hopelijk kon ik nog wel wat zien, anders was ik behalve mijn spraak ook nog mijn zicht kwijt.[4]
- in het zicht: dat wat men kan zien, zichtbaar
- uit het zicht: dat wat men niet kan zien, onzichtbaar
- ▸ Winkeliers moeten extra tijd krijgen om sigaretten en tabakswaar uit het zicht te laten verdwijnen. Regeringspartij VVD wil dat staatssecretaris Blokhuis van Volksgezondheid meer tijd neemt voor dit deel van zijn anti-rookplannen.[5]
Synoniemen
- [1] uitzicht
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
- [1] blik, blikveld, panorama, weersgesteldheid
Vertalingen
1. wat gezien kan worden
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | zicht | zichten |
verkleinwoord | zichtje | zichtjes |
Zelfstandig naamwoord
- (landbouw), (gereedschap) kleine zeis [3]
- Gras maait men met de zeis, haver met een zicht.
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zichten |
zicht
Gangbaarheid
- Het woord zicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "zicht" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[6] |
Verwijzingen
- ↑ 1,0 1,1 zicht op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "zicht" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 3,0 3,1 zicht op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron “VVD wil winkeliers extra tijd geven om rookwaar uit het zicht te halen” (02-09-2019), NOS
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -t in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Landbouw in het Nederlands
- Gereedschap in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %