Naar inhoud springen

sneeuwwit

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 13 jun 2019 om 02:51 (→‎top: vervanging sjabloon samenstelling)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sneeuw·wit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sneeuwwit
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

sneeuwwit o

  1. (kleur) zo wit als sneeuw
    • Heeft u die ook in het sneeuwwit? 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen sneeuwwit sneeuwwitter sneeuwwitst
verbogen sneeuwwitte sneeuwwittere sneeuwwitste
partitief sneeuwwits sneeuwwitters -

Bijvoeglijk naamwoord

sneeuwwit

  1. (kleur), intensief de kleur sneeuwwit hebbend, zo wit als sneeuw
    • Hij rijdt in een sneeuwwitte auto. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen


Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be