zwart

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

 
zwart
Uitspraak
Woordafbreking
  • zwart
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwart zwarten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het zwarto

  1. (kleur) kleur die wordt waargenomen als iets helemaal geen licht weerkaatst of uitstraalt
    • Heeft u die ook in het zwart? 
    • Zwart is de kleur van rouw, van de zondeval en van de Satan die zich afkeert van het Licht.[4] 
    • Grijs, wit en zwart zijn achromatische kleuren en dat betekent letterlijk dat dit kleuren zijn ‘zonder een echte kleur’.[5] 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zwart zwarter zwartst
verbogen zwarte zwartere zwartste
partitief zwarts zwarters -

Bijvoeglijk naamwoord

zwart

  1. (kleur) de kleur zwart hebbend
    • Hij had een zwart pak aan. 
     De zwart verkoolde buitenkant omhulde zacht, wit vlees.[6]
  2. (figuurlijk) een donker gelaat of uiterlijk hebbend, opgevat als een etnisch kenmerk
     Een seecker Moorjaen komende in't Sticht van Munster, quam voor een Hecke, alwaer hy niet wel door kon, en een Boer daer ontrent wesende, riep hem om het Hecke open te doen: Den Boer desen zwarten Mensche siende, was vervaert, en dorst niet komen, den Moorjaen begon te schelden, en dreyghde hem te slaen.[7]
     `Zwarte Piet of 'Pietje Pik', zo noemde het volk in de middeleeuwen de duivel.[8]
  3. (figuurlijk) somber, rampspoedig
    • Een zwarte dag. 
    • Een zwart scenario. 
  4. (figuurlijk) clandestien, illegaal
    • Zwart geld 
    • Zwart werken 
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Spreekwoorden
  • De pot verwijt de ketel dat die zwart ziet
Een ander iets verwijten of hem aanwijzen als schuldige, terwijl degene die verwijt zich aan hetzelfde schuldig heeft gemaakt
Vertalingen

Bijwoord

zwart

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord

Werkwoord

vervoeging van
zwarten

zwart

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van zwarten
  2. gebiedende wijs van zwarten

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[9]

Meer informatie


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. zwart op website: Etymologiebank.nl
  3. "zwart" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  4. Bijbels zwart is uit, leve de Groene Bijbel, Erik van den Berg, 3 december 2016
  5. Je hebt koel grijs en warm grijs - zie hier het verschil, Lida Thiry, 31 juli 2016
  6. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  7. Bronlink Weblink bron
    Jan Pietersz. Meerhuysen
    , Clucht van een Moorjaen en een Boer (1659), uitgever onbekend, Amsterdam in: De geest van Jan Tamboer of Uytgeleeze stoffe voor de klucht-lievende ionckheydt, p. p. 221.
  8. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 14
  9. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Achterhoeks

Zelfstandig naamwoord

zwart

  1. (kleur) zwart; achromatische kleur die wordt waargenomen als een voorwerp helemaal geen licht weerkaatst of uitstraalt

Bijvoeglijk naamwoord

zwart

  1. (kleur) zwart; de kleur zwart hebbend


Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /ˈzwɑrt/ (Etsbergs)

Bijvoeglijk naamwoord

zwart

  1. (kleur) zwart

Zelfstandig naamwoord

zwart o

  1. (kleur) zwart
Verbuiging


Nedersaksisch

enkelvoud meervoud
naamwoord zwart zwarten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

zwart

  1. (kleur) zwart; achromatische kleur die wordt waargenomen als een voorwerp helemaal geen licht weerkaatst of uitstraalt

Bijvoeglijk naamwoord

zwart

  1. (kleur) zwart; de kleur zwart hebbend
  2. zwart; clandestien, illegaal
Schrijfwijzen
Hyperoniemen


Sallands

Zelfstandig naamwoord

zwart

  1. (kleur) zwart; achromatische kleur die wordt waargenomen als een voorwerp helemaal geen licht weerkaatst of uitstraalt

Bijvoeglijk naamwoord

zwart

  1. (kleur) zwart; de kleur zwart hebbend


Twents

Zelfstandig naamwoord

zwart

  1. (kleur) zwart; achromatische kleur die wordt waargenomen als een voorwerp helemaal geen licht weerkaatst of uitstraalt

Bijvoeglijk naamwoord

zwart

  1. (kleur) zwart; de kleur zwart hebbend


Veluws

Zelfstandig naamwoord

zwart

  1. (kleur) zwart; achromatische kleur die wordt waargenomen als een voorwerp helemaal geen licht weerkaatst of uitstraalt

Bijvoeglijk naamwoord

zwart

  1. (kleur) zwart; de kleur zwart hebbend
Schrijfwijzen