lichtgeel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • licht·geel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lichtgeel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het lichtgeelo

  1. (kleur) een lichte kleur geel
    • Heeft u die ook in het lichtgeel? 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen lichtgeel lichtgeler lichtgeelst
verbogen lichtgele lichtgelere lichtgeelste
partitief lichtgeels lichtgelers -

Bijvoeglijk naamwoord

lichtgeel

  1. (kleur) de kleur lichtgeel hebbend, een kleur geel
    • Hij rijdt in een lichtgele auto. 
Anagrammen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be