marineblauw

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·ri·ne·blauw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord marineblauw
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het marineblauwo

  1. (kleur) een bepaalde kleur donkerblauw
    • Heeft u die ook in het marineblauw? 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen marineblauw marineblauwer marineblauwst
verbogen marineblauwe marineblauwere marineblauwste
partitief marineblauws marineblauwers -

Bijvoeglijk naamwoord

marineblauw

  1. (kleur) de kleur marineblauw hebbend
    • Hij rijdt in een marineblauwe auto. 
Synoniemen
Vertalingen


Meer informatie

Gangbaarheid