indigo

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·di·go
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord indigo indigo's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

indigo

  1. o (kleur) een kleur die in het het lichtspectrum voorkomt met een golflengte van 440 tot 420 nanometer
    • Heeft u die ook in het indigo? 
  2. m een kleurstof met de blauwige kleur indigo die oorspronkelijk gewonnen werd uit planten van het geslacht Indigofera, zoals wede
Hyperoniemen
Vertalingen
stellend
onverbogen indigo
verbogen
partitief indigo's

Bijvoeglijk naamwoord

indigo

  1. (kleur) een kleur bezittend als die van de kleurstof indigo
    • Deze vogel heeft een indigo verenpak. 

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie


Verwijzingen


Duits

Bijvoeglijk naamwoord

indigo

  1. (kleur) indigo