oor
Inhoud
Nederlands
![]() |
Uitspraak
Woordafbreking
- oor
Woordherkomst en -opbouw
|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oor | oren |
verkleinwoord | oortje | oortjes |
Zelfstandig naamwoord
oor o
- (anatomie) het lichaamsdeel waarmee geluiden kunnen worden gehoord
- (numismatiek) een oude Nederlandse munt
- handvat waaraan je een stuk servies kunt optillen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
|
Vertalingen
1. het lichaamsdeel waarmee geluiden kunnen worden gehoord
3. handvat waaraan je een stuk servies kunt optillen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
oren |
oor
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oren
- Ik oor.
- gebiedende wijs van oren
- Oor!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oren
- Oor je?
Gangbaarheid
- Het woord oor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'oor' herkend door
100 % | van de Nederlanders |
100 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oor | ore |
Zelfstandig naamwoord
oor
Voorzetsel
oor
- over
- ↑ Herzen, Frank De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 94
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Anatomie in het Nederlands
- Numismatiek in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Afrikaans
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans
- Anatomie in het Afrikaans
- Voorzetsel in het Afrikaans