feestgast
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- feest·gast
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van feest en gast
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | feestgast | feestgasten |
verkleinwoord | feestgastje | feestgastjes |
Zelfstandig naamwoord
de feestgast m
- iemand die te gast is op een feest
Gangbaarheid
- Het woord 'feestgast' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.