carnavalfeest

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • car·na·val·feest
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord carnavalfeest carnavalfeesten
verkleinwoord carnavalfeestje carnavalfeestjes

Zelfstandig naamwoord

het carnavalfeesto

  1. (feest) (religie) feest dat men viert vlak voor de vastentijd waarbij men danst, zingt, bier drinkt en zich verkleedt
     's Avonds zetten de carnavalisten het feest voort met de al even traditionele galabijeenkomst voor leden en liefhebbers van het carnavalfeest.[1]
     Ook Club Claire gaat voor een feestelijke mengelmoes, met een Nederlands-Braziliaans carnavalfeest. In de ene zaal klinkt Zuid-Amerikaanse muziek en in de ander knalt house uit de speakers. Dat noemt Claire "het beste van beide werelden". De feestganger met de beste outfit wint een prijs[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Gala Keiensleppers Haaksbergen slaat aan” (22-01-2017), Tubantia
  2. Bronlink Weblink bron “Carnaval in Amsterdam: feestjes met Braziliaanse twist” (20 februari 2017), Het Parool