tentfeest

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tent·feest
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tentfeest tentfeesten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het tentfeesto

  1. agrarisch feest dat in een grote feesttent gehouden wordt; een tentfeest is meestal groter dan een schuurfeest
    • Een tentfeest organiseren, twee keer per dag 100 koeien melken en zijn kleine zusjes knuffelen – deze stoere Fries draait er zijn hand niet voor om. Maar een meisje eens diep in de ogen kijken, is andere koek. Kijk eens goed in zíjn ogen: die verraden een stil verdriet en een groot verantwoordelijkheidsgevoel. [1] 
    • De gemeente Haaksbergen heeft voor dit besloten feestje een evenementenvergunning verleend. Op de vraag waarom er een vergunning is verleend voor een besloten feest zonder publieke functie, laat een woordvoerder van de gemeente weten dat iedereen een vergunning voor een tentfeest op straat kan aanvragen. ,,Deze inwoner voldoet aan alle eisen die de gemeente aan een vergunningaanvraag stelt en heeft alles gedaan wat hij moet regelen. Heeft zelfs netjes tekeningen ingediend en een evenementenorganisator in de arm genomen." [2] 
    • Het is nu nog allemaal goed te overzien en controleerbaar met de kenmerkende sfeer van een tentfeest, zegt hij. ,,Dat moeten we vast zien te houden.” [3] 

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen