kerkfeest

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kerk·feest
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerkfeest kerkfeesten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het kerkfeesto

  1. (religie) (christelijk) viering die onderdeel is van de tradities van een bepaalde geloofsrichting
     Pasen is het kerkfeest, het feest van het herstel. Jezus Christus wòrdt opgewekt: God bracht Hem terug in de kosmische congregatie van den beginne.[2]
  2. (religie) (christelijk) viering als herinnering aan het moment waarop een kerk in gebruik is genomen
     Tot in 1642 werd de kerkwijding (kermis) van Slijpe gevierd op 1 mei. Op aanvraag van pastoor Jan Witfliet en ‘hoofdmannen ende notabele Prochianen van Slype’ gaf bisschop de Haudion in 1643 de toelating om voortaan het kerkfeest te stellen op de eerste zondag van juli.[3]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 juni 2020 Weblink bron
    K. Schilder (ed. J.J.C. Dee)
    “Een schrift-geleerde aan het Woord. Deel 1.” (1995), Oosterbaan & Le Cointre, Goes, ISBN 9060479971, p. 67 n. 170
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 juni 2020 Weblink bron
    N.B.
    Slijpe-kermis verplaatst. 1643 in: Biekorf., jrg. 76 nr. 3/4 (1975), E. Vercruysse en Zoon, St.-Andries, p. 96