feesten

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fees·ten

Zelfstandig naamwoord

feesten mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord feest
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
feesten
feestte
gefeest
zwak -t volledig

Werkwoord

feesten

  1. inergatief een feestje vieren
     Er ontstond zelfs een klein clubje dat nog maar heel weinig liep en van het ene naar het andere dorp liftte om daar dan dagenlang te hangen en te feesten, om vervolgens alleen de mooie stukken te lopen.[1]

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be