feestrumoer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: feestrumoer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- feest·ru·moer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | feestrumoer | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het feestrumoer o
- het lawaai dat men tijdens een feest maakt
- ▸ Het had allemaal zo leuk kunnen zijn. Er was immers wel reden voor enig feestrumoer. De NAVO heeft immers haar succes bewezen. Ooit werd ze opgericht om gezamenlijk het vrije Westen te verdedigen tegen het opdringende communisme.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'feestrumoer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Geen feest voor de NAVO” (06-04-2009), Reformatorisch Dagblad