Naar inhoud springen

donkerblauw

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 13 jun 2019 om 15:24 (→‎top: vervanging sjabloon samenstelling)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • don·ker·blauw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord donkerblauw
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

donkerblauw o

  1. (kleur) een donkere variant van de kleur blauw
    • Heeft u die ook in het donkerblauw? 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen donkerblauw donkerblauwer donkerblauwst
verbogen donkerblauwe donkerblauwere donkerblauwste
partitief donkerblauws donkerblauwers -

Bijvoeglijk naamwoord

donkerblauw

  1. (kleur) de kleur donkerblauw hebbend
    • Hij rijdt in een donkerblauwe auto. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be