vrouw

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrouw
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘mens van vrouwelijk geslacht’ voor het eerst aangetroffen in 1240.[1] De oorspronkelijke bet. was "voornaam/adellijk persoon van het vrouwelijk geslacht", later werd vrouw de gewone aanduiding voor iemand van het vrouwelijk geslacht.[2]
  • In bet. "echtgenote" voor het eerst aangetroffen 1512, in bet. "speelkaart met vrouwfiguur" in 1712.[1]
Middelnederlands: vrouwe, vrowe, ver
Oudnederlands: frouwa
Germaans: *frawjōn
Indo-Europees: *prōw-
  • Verwant in Germaans:
Angelsaksisch: frēa, frēo, Duits: Frau, (Oudhoogduits: frouwa), Fries: frou (Oudfries: frouwe, frowe)
enkelvoud meervoud
naamwoord vrouw vrouwen
verkleinwoord vrouwtje vrouwtjes

Zelfstandig naamwoord

vrouw v

  1. (biologie) een volwassen mens van het vrouwelijk geslacht
     De vrouw schrok. 'Wat doèn jullie hier?'[4]
     Hier was het nog lastiger omdat er twee mensen naast mij lagen, waarvan één tot overmaat van ramp de enige aanwezige vrouw was.[5]
  2. (pregnant), (familie), (juridisch) de vrouwelijke partner in een huwelijk
    • Op het feest werd ik aan zijn vrouw voorgesteld. 
  3. (verouderd), (maatschappij) iemand van het vrouwelijk geslacht met veel aanzien, met een hoge maatschappelijke stand (bijv. van adel)
  4. (kaartspel) speelkaart waarop een vrouwelijke figuur (vaak een koningin) staat afgebeeld
Synoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. 1,0 1,1 "vrouw" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Wijf, vrouw, queen en kween, taalaandewwandel.com
  3. vrouw op website: Etymologiebank.nl
  4. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), , p. 13
  5. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Nedersaksisch

enkelvoud meervoud
naamwoord vrouw vrouwen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

vrouw

  1. (biologie) vrouw; een volwassen vrouwelijke mens
  2. vrouw; de vrouwelijke partner in een huwelijk
Hyponiemen


Veluws

enkelvoud meervoud
naamwoord vrouw vrouwen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

vrouw

  1. (biologie) vrouw; een volwassen vrouwelijke mens
  2. vrouw; de vrouwelijke partner in een huwelijk
Hyponiemen