bloemenvrouw
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bloemenvrouw (hulp, bestand)
- IPA: / ˈblumə(n)ˌvrɑu / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- bloe·men·vrouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bloemenvrouw | bloemenvrouwen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de bloemenvrouw v
- (beroep) verkoopster van boeketten of losse bloemen
Vooral gangbaar als de verkoop gebeurt vanuit een kraam of een meegedragen voorraad.- ▸ Al heel vroeg heeft de bloemenvrouw
haar kraampje ingericht.
De rozen zijn nog nat van dauw,
de tulpen zijn nog dicht.[1]
- ▸ Al heel vroeg heeft de bloemenvrouw
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van bloemenman
- bloemiste
Gangbaarheid
- Het woord 'bloemenvrouw' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Mies Bouhuys“De twaalf mannetjes. : Zomer” (1957), Uitgeversmaatschappij Holland, Amsterdam, p. 18 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Invoegsel -en- in het Nederlands
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal