vrouwentaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrou·wen·taal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vrouwentaal vrouwentalen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de vrouwentaalv / m

  1. typisch vrouwelijke manier van spreken of schrijven
     In De Nieuwe Taalgids is een artikel verschenen over het verschil tussen mannentaal en vrouwentaal.[2]
  2. (pejoratief) uiting die gelet op haar strekking typisch van een vrouw afkomstig is
     Deze vreedzame redevoering werd met een hevig gemor van afkeuring begroet. ‘Altijd dezelfde vrouwentaal!’ riep Burchard.[3]
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 oktober 2022 Weblink bron
    P.C. Paardekoper geciteerd door Liesbeth Koenen
    “'De meeste Nederlanders zijn moedertaalmasochisten'” (8 januari 1987) op nrc.nl op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 17 oktober 2022 Weblink bron
    Hendrik Conscience
    “Volledige werken 40. De kerels van Vlaanderen.” (1912), J. Lebègue, Brussel, p. 224 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren op Wikipedia