meiboom
Uiterlijk

- mei·boom
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meiboom | meibomen |
verkleinwoord |
de meiboom m
- een versierde paal of boom die men plant op 30 april of 1 mei maar soms ook rond Pinksteren of tijdens het Midzomerfeest
- Wie genoeg energie heeft gekregen van de aardappelcurry, kan onder een versierde meiboom een koptelefoon opzetten voor de silent disco. "Ieder mens probeert zich wel ergens van te bevrijden. Hopelijk komen de bezoekers op 5 mei dansend uit hun harnas."[2]
- De 75-jarige sv Bon Boys valt dit jaar de eer te beurt om een schildje te onthullen in de Meiboom aan de Molenstraat.[3]
- Het woord meiboom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meiboom" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool JORIEN VAN DER KEIJL 29 APRIL 2017, Hier kun je meedoen aan een Vrijheidsmaaltijd
- ↑ Tubantia 16-05-09 Ook voor Bon Boys plekje in de Meiboom
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be