clubkas

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • club·kas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord clubkas clubkassen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

clubkas v/m [1]

  1. de financiële bezittingen van een (sport)vereniging
    • De Stichting Supportersclub Oranje ontkent stellig dat bestuurders van die organisatie zich zouden hebben verrijkt met geld uit de clubkas. Volgens de club wordt het budget alleen gebruikt voor activiteiten bedoeld voor de fans en voor zakelijke overeenkomsten met partijen die deze organiseren. [2] 
    • Hospice de Reggestroom met een vestiging in Rijssen werd dinsdagavond uitgeroepen tot ‘winnaar’ van de Rabobank Clubkas Campagne. De instelling ging naar huis met de grootste cheque van 5.913,98 euro. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Reformatorisch Dagblad 30-08-2017 Supportersclub ontkent fraude
  3. Tubantia Mariëtte Cellarius 06-06-18 Hospice de Reggestroom ‘winnaar’ Rabobank Clubkas Campagne
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be