trekkas

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trek·kas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trekkas trekkassen
verkleinwoord trekkasje trekkasjes

Zelfstandig naamwoord

trekkas v / m [1]

  1. (landbouw) broeikas voor het 'trekken' (doen ontstaan) van planten

Gangbaarheid

29 % van de Nederlanders;
37 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Nynorsk

Werkwoord

trekkas

  1. verouderde spelling of vorm van trekkast tot 2012
(verouderd) lijdende vorm van trekka en trekke