kasstuk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kas·stuk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kas zn en stuk zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kasstuk | kasstukken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- een film of uitvoering die alle verwachtingen overtreft wat betreft de opkomst van publiek
- Voor het misselijke ‘Schlager’ hebben we het goede woord kasstuk; we zouden desnoods ook successtuk kunnen zeggen. [2]
Synoniemen
Vertalingen
1. een toneelstuk, film of andere voorstelling die veel mensen bezoeken en daardoor voor de maker van het stuk veel geld oplevert
Gangbaarheid
- Het woord kasstuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kasstuk" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ (1945)– [tijdschrift] Onze Taal Onze Taal. Jaargang 14
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be