glas
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen

Nederlands
Uitspraak
- Geluid: glas (hulp, bestand)
- IPA: / ɣlɑs / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /χlɑs/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣlɑs/
Woordafbreking
- glas
Woordherkomst en -opbouw
- Voor het eerst aangetroffen in 1240 in de betekenis van ‘glas, harde stof uit silicaten’ [1]
- Van Germaans *glasa- «glas», misschien oorspronkelijk «barnsteen» [2]
1. | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | glas | |
verkleinwoord |
2.,3.,4. | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | glas | glazen |
verkleinwoord | glaasje | glaasjes |
Zelfstandig naamwoord
glas o
- (materiaalkunde) niet-kristallijne vaste stof
- ▸ Normaal gesproken was dat geen enkel probleem geweest, ze gebruikten een eenvoudige en beproefde techniek met platen en bouten voor de samenvoeging. Maar met bevroren stammen ging het meteen mis als je de bouten erin probeerde te forceren, het was alsof je in glas boorde.[3]
- Bij voldoend snelle afkoeling zijn zelfs sommige metalen in staat glazen te vormen.
- ▸ Normaal gesproken was dat geen enkel probleem geweest, ze gebruikten een eenvoudige en beproefde techniek met platen en bouten voor de samenvoeging. Maar met bevroren stammen ging het meteen mis als je de bouten erin probeerde te forceren, het was alsof je in glas boorde.[3]
- een glas (volgens betekenis 1) op basis van siliciumoxide (SiO2), dat veel wordt gebruikt voor de vervaardiging van vensters, glazen (betekenis 3) e.d (wikidata: glas
)
- Het glas van het voorkamerraam brak door de heftige windvlaag.
- een uit glas (volgens betekenis 2) vervaardigd object dat dranken of andere vloeistoffen kan bevatten
- Wat een mooie glazen heb je gekocht!
- ▸ Langzaam nam hij zijn skibril af, keek me rustig aan, draaide het gastenboek naar zich toe en riep met een luide stem door het kleine café: ‘Tim Van Gogh. No wait, Van Go!’ En dat was dat. Ik accepteerde de naam direct en we klonken met onze glazen cola om het te vieren. Ik herhaalde mijn nieuwe naam een aantal keer stilletjes, ik was ‘Van Go’ geworden.[4]
- ▸ Ondertussen was de tafel mooi gedekt en stond hij vol eten. We hieven het glas. ‘The trail provides,’ riep Goldie blij, en daarna viel iedereen als een stel hongerige gieren aan.[4]
- (metonymisch) de - vaak alcoholische - inhoud van een glas (volgens betekenis 3)
- Glaasje op? Laat je rijden!
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- Een storm in een glas water zijn
eerst leek het heel belangrijk, maar uiteindelijk stelde het niets voor
- Er verdrinken er meer in het glas dan in de zee.
er gaan veel mensen dood door het drinken van alcohol
- In een glazen huis wonen
een persoon wier handelen veel kritiek kan krijgen omdat deze openbaar te volgen is
- Storm in een glas water
Ophef over niets
- Zijn eigen glazen ingooien
het voor zichzelf bederven
- Een glas mag.
Vertalingen
1. niet-kristallijne vaste stof
2. op basis van SiO2
|
3. om uit te drinken
Een glas mag.
|
Gangbaarheid
- Het woord glas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "glas" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "glas" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ glas op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142
- ↑ 4,0 4,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | glas | glase |
Zelfstandig naamwoord
glas
Bretons
Bijvoeglijk naamwoord
glas
Iers
Uitspraak
- IPA: /gl̪ˠasˠ/
Bijvoeglijk naamwoord
glas
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
mannelijk | vrouwelijk | ||
nominatief | glas | glas | glasa |
vocatief | glais | glas | glasa |
genitief | glais | glaise | glas |
datief | glas | glas | glasa |
Vergrotende en overtreffende trap: glaise |
Welsh
Bijvoeglijk naamwoord
glas
Zweeds
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | glas | glaset | glas | glasen |
genitief | glas | glasets | glas | glasens |
Zelfstandig naamwoord
glas o
Zelfstandig naamwoord
glas
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van glas
Zelfstandig naamwoord
glas
Zelfstandig naamwoord
glas
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Materiaalkunde in het Nederlands
- Metonymisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %
- Woorden in het Afrikaans
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans
- Woorden in het Bretons
- Bijvoeglijk naamwoord in het Bretons
- Kleur in het Bretons
- Woorden in het Iers
- Woorden in het Iers met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Iers
- Kleur in het Iers
- Woorden in het Welsh
- Bijvoeglijk naamwoord in het Welsh
- Kleur in het Welsh
- Woorden in het Zweeds
- Woorden in het Zweeds van lengte 4
- Zelfstandig naamwoord in het Zweeds
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Zweeds