weerglas

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

weerglas
Uitspraak
Woordafbreking
  • weer·glas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord weerglas weerglazen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het weerglaso

  1. (meteorologie) peilglas waarmee men op een ruwe manier de luchtdruk en luchtdrukveranderingen kan meten
    • Om niet voor al te grote verrassingen te staan, bestudeert Evert daarom dagelijks de Enkhuizer Almanak en de Barneveldse Krant. Ook voorspelt hij zelf het weer met behulp van barometer en weerglas. [2] 
    • Bij het begin van een nieuwe dag keek men niet alleen in de spiegel, maar ook eventjes in het ‘weerglas’. Het kwik werd een index voor leven, gezondheid en geluk. [3] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. weerglas op website: Etymologiebank.nl
  2. Reformatorisch Dagblad Janita van Hoeven-ten Voorde 31-12-2008 [https://www.rd.nl/boeken/leren-van-het-leven-van-evert-1.9778 Leren van het leven van Evert]
  3. NRC Patrick van IJzendoorn 8 februari 2008 Het kwik als index voor leven, gezondheid en geluk
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be