Naar inhoud springen

donkergroen

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 13 jun 2019 om 15:25 (→‎top: vervanging sjabloon samenstelling)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • don·ker·groen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord donkergroen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

donkergroen o

  1. (kleur) een donkere variant van de kleur groen
    • Heeft u die ook in het donkergroen? 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen donkergroen donkergroener donkergroenst
verbogen donkergroene donkergroenere donkergroenste
partitief donkergroens donkergroeners -

Bijvoeglijk naamwoord

donkergroen

  1. (kleur) de kleur donkergroen hebbend
    • Hij rijdt in een donkergroene auto. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be