blok
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- blok
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘regelmatig gevormd stuk van iets’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1242 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blok | blokken |
verkleinwoord | blokje | blokjes |
Zelfstandig naamwoord
[A] blok o
- een vaak hoekig massief stuk materiaal
- Het blok viel vanaf een redelijke hoogte op zijn teen.
- (techniek), (scheepvaart) een draaischijf waaromheen een touw kan worden gevoerd om een goede trekrichting te verkrijgen of om de benodigde trekkracht op het touw te verminderen, katrol
- Een takel kan uit één of meerdere blokken zijn samengesteld.
- (muziekinstrument) een onderdeel dat de buis van een eindgeblazen fluit afsluit en een luchtkanaal openlaat dat gericht is op het labium, de lip
- Het verwijderen en het weer plaatsen van het blok is een karweitje voor de vakman.
- samenvoeging van een verzameling gelijksoortige elementen bijv. huizenblok
- In Urk is vrijdagavond blok van zes woningen deels verwoest, deels beschadigd door twee gasexplosies.[3]
- (informatica) een fysiek record dat ontstaat door samenvoeging van gelijksoortige logische records
- (politiek) verzameling gelijksoortig denkende partijen bijv. handelsblok, machtsblok
- aaneengesloten periode die besteed wordt aan één zaak
- Wel snapte ik deze keer beter wat ze van me wilden. Ik leek meer gewend aan de vraagstelling. Ik heb vorig blok ook een vak gevolgd over tekstanalyse, misschien kan ik daarom nu beter hoofdzaken van bijzaken scheiden. Ik sloeg de belangrijke dingen deze keer gelijk op in m’n hoofd.[6]
Synoniemen
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
- een blok aan iemands been
wat een grote hinder voor iemand is
- iemand voor het blok zetten
iemand dwingen een keuze te maken
- als een blok voor iemand vallen
verliefd op iemand worden
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een vaak hoekig massief stuk materiaal

Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blok | bloks |
verkleinwoord | blokje | blokjes |
Zelfstandig naamwoord
[B] blok o
- (sport) volleybal: verhinderen dat de tegenstander de bal hard over het net slaat door op dat punt met gestrekte armen en handen op te springen
- Alleen voorspelers mogen een blok voltooien, maar op het moment van het balcontact moet een gedeelte van het lichaam hoger zijn dan de bovenkant van het net. [7]
- (wikitaal) aanpassing van de registratie van iemand die zich bij het bewerken van een wiki ongewenst gedraagt zodat deze geen nieuwe bewerkingen meer kan doen
- Indien de meerderheid van de stemmen is uitgebracht voor handhaving van een blok, dan wordt het kortste blok opgelegd waarvoor het totaal van de stemmen voor dat blok, voor een korter blok of voor geheel opheffen van het blok, minimaal de helft van het totaal aantal uitgebrachte stemmen bedraagt.
Synoniemen
Afgeleide begrippen
- [1] tweemansblok
- [2] blokpeiling, blokverzoek
Werkwoord
vervoeging van |
---|
blokken |
blok
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blokken
- Ik blok.
- gebiedende wijs van blokken
- Blok!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blokken
- Blok je?
Gangbaarheid
- Het woord blok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "blok" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[8] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "blok" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ blok op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Maarten Back & Niels Posthumus NRC 3 juni 2016
- ↑ Christiaan Pelgrim NRC 10 mei 2016
- ↑ “ (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Milo van Bokkum NRC 19 mei 2016
- ↑ NevoboOfficiële spelregels volleybal 2013 - 2017 (mei 2014); p. 44; art. 14.1.1; geraadpleegd 2015-02-06
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blok | blokke |
Woordafbreking
- blok
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Nederlands
Zelfstandig naamwoord
blok
- (scheikunde) blok; een serie van aangrenzende groepen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Fries
Zelfstandig naamwoord
blok
- blok; een vaak hoekig massief stuk materiaal
- blok; samenvoeging van een verzameling gelijksoortige elementen bijv. huizenblok
- (sport) blok; in volleybal het verhinderen dat de tegenstander de bal hard over het net slaat door op dat punt met gestrekte armen en handen op te springen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Limburgs
Zelfstandig naamwoord
blok
- notitieblok; een aantekenboekje met afscheurbare blaadjes
- blok; een vaak hoekig massief stuk materiaal, in het Mofers meestal met betrekking tot hout
- (politiek) blok; verzameling gelijksoortig denkende partijen bijv. handelsblok, machtsblok
- blok; aaneengesloten periode die besteed wordt aan één zaak
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
blok
- (sport) blok; in volleybal het verhinderen dat de tegenstander de bal hard over het net slaat door op dat punt met gestrekte armen en handen op te springen
Pools
Uitspraak
- IPA: /blɔk/
Woordafbreking
- blok
Zelfstandig naamwoord
- blok; een stuk materiaal
- (politiek) blok; verzameling gelijksoortig denkende partijen bijv. handelsblok, machtsblok
- (sport) blok; in volleybal het verhinderen dat de tegenstander de bal hard over het net slaat door op dat punt met gestrekte armen en handen op te springen
- (scheikunde) blok; een serie van aangrenzende groepen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Slowaaks
Woordafbreking
- blok
Zelfstandig naamwoord
blok m
- (sport) startblok; hulpmiddel dat door bepaalde sporters gebruikt wordt om een snelle start te maken
- blok; samenvoeging van een verzameling gelijksoortige elementen bijv. huizenblok
- (scheikunde) blok; een serie van aangrenzende groepen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Tsjechisch
Uitspraak
Woordafbreking
- blok
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
- notitieblok; een aantekenboekje met afscheurbare blaadjes
- «Vytáhněte si bloky a dělejte si poznámky.»
- Pakken jullie je notitieblokken erbij en maken jullie aantekeningen.
- «Vytáhněte si bloky a dělejte si poznámky.»
- blok; een stuk materiaal
- «Na stavbu bylo použito sto betonových bloků.»
- Op de bouwplaats zijn honderd betonblokken gebruikt.
- «Na stavbu bylo použito sto betonových bloků.»
- (politiek) blok; verzameling gelijksoortig denkende partijen bijv. handelsblok, machtsblok
- «Blok levicových stran v parlamentu zabránil všem pokusům o důchodovou reformu.»
- Het blok van linkse partijen in het parlement verhinderde alle pogingen om het pensioen te hervormen.
- «Blok levicových stran v parlamentu zabránil všem pokusům o důchodovou reformu.»
- blokkering, blokkade; obstructie, belemmering, verstopping
- «Na matematiku mám nějaký blok, nedokážu se na to ani soustředit.»
- Bij wiskunde heb ik één of andere obstructie, ik kam me er zelfs niet op concentreren.
- «Na matematiku mám nějaký blok, nedokážu se na to ani soustředit.»
- (scheikunde) blok; een serie van aangrenzende groepen
- «Prvky bloku d se nazývají přechodné kovy.»
- De elementen in het d-blok worden overgangsmetalen genoemd.
- «Prvky bloku d se nazývají přechodné kovy.»
- (informatica) blok; een verzameling statements en declaraties
- «V jazyce Pascal se blok ohraničuje klíčovými slovy begin a end.»
- In de progammeertaal Pascal wordt een blok begrensd met de sleutelwoorden begin en end.
- «V jazyce Pascal se blok ohraničuje klíčovými slovy begin a end.»
- (meestal in meervoud) (sport) startblok; hulpmiddel dat door bepaalde sporters gebruikt wordt om een snelle start te maken
- «Běžci zaklekli do bloků a čekají na startovní výstřel.»
- De hardlopers knielen in de startblokken en wachten op het startschot.
- «Běžci zaklekli do bloků a čekají na startovní výstřel.»
- (sport) blok; in volleybal het verhinderen dat de tegenstander de bal hard over het net slaat door op dat punt met gestrekte armen en handen op te springen
- blok; samenvoeging van een verzameling gelijksoortige elementen bijv. huizenblok
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | blok | bloky |
genitief | bloku | bloků |
datief | bloku | blokům |
accusatief | blok | bloky |
vocatief | bloku | bloky |
locatief | bloku | blocích |
instrumentalis | blokem | bloky |
Gelijkklinkende woorden
Synoniemen
- zápisník monbezield, notes monbezield
- kus monbezield
- skupina v
- zaseknutí o, zneprůchodnění o, znefunkčnění o
- –
- –
- bloky monbezieldonbezield
- –
- –
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
- blok domů monbezield – huizenblok
Verwante begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch / Duits)
Twents
Zelfstandig naamwoord
blok
- (sport) blok; in volleybal het verhinderen dat de tegenstander de bal hard over het net slaat door op dat punt met gestrekte armen en handen op te springen
West-Vlaams
Zelfstandig naamwoord
blok
- (scheikunde) blok; een serie van aangrenzende groepen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Wymysoojs
Uitspraak
Zelfstandig naamwoord
blok m
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Techniek in het Nederlands
- Scheepvaart in het Nederlands
- Muziekinstrument in het Nederlands
- Informatica in het Nederlands
- Politiek in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Wikitaal in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Afrikaans
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans
- Scheikunde in het Afrikaans
- Woorden in het Fries
- Zelfstandig naamwoord in het Fries
- Sport in het Fries
- Woorden in het Limburgs
- Zelfstandig naamwoord in het Limburgs
- Politiek in het Limburgs
- Woorden in het Nedersaksisch
- Zelfstandig naamwoord in het Nedersaksisch
- Sport in het Nedersaksisch
- Woorden in het Pools
- Woorden in het Pools met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Pools
- Politiek in het Pools
- Sport in het Pools
- Scheikunde in het Pools
- Woorden in het Slowaaks
- Zelfstandig naamwoord in het Slowaaks
- Sport in het Slowaaks
- Scheikunde in het Slowaaks
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Woorden in het Tsjechisch met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Politiek in het Tsjechisch
- Scheikunde in het Tsjechisch
- Informatica in het Tsjechisch
- Sport in het Tsjechisch
- Mannelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Onbezield mannelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Woorden in het Twents
- Zelfstandig naamwoord in het Twents
- Sport in het Twents
- Woorden in het West-Vlaams
- Zelfstandig naamwoord in het West-Vlaams
- Scheikunde in het West-Vlaams
- Woorden in het Wymysoojs
- Woorden in het Wymysoojs met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Wymysoojs
- Politiek in het Wymysoojs
- Sport in het Wymysoojs