balk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

2. In elke balk zijn de jaarringen duidelijk zichtbaar.
Uitspraak
Woordafbreking
  • balk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord balk balken
verkleinwoord balkje balkjes

Zelfstandig naamwoord

de balkm

  1. (bouwkunde) deel van een constructie met een lengte die veel groter is dan de breedte en de hoogte in doorsnede, gebruikt om een ruimte te overspannen
    • Een balk is vaak gemaakt van hout of staal. 
  2. (meetkunde) veelvlak met 6 rechthoekige zijvlakken, 8 hoekpunten en 12 ribben
    • Probeer nog eens een balk te construeren. 
  3. (communicatie) lange rechthoek boven- of onderaan een scherm
     Het balkje met de beursnoteringen dat onder aan het scherm liep nam ze voor lief.[4]
     Het tropische paradijs veranderde in een kerkhof met onzichtbare graven. Boven aan de pagina verschenen vijf balkjes.[4]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1] geld over de balk gooien
    veel te veel geld uit even aan onnuttige dingen
• Hoewel hij ontslagen was ging hij maar door met geld over de balk te gooien  
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
balken

balk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van balken
    • Ik balk. 
  2. gebiedende wijs van balken
    • Balk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van balken
    • Balk je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen