takel

Uit WikiWoordenboek
Een takel met tweeschijfsblokken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·kel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘hijswerktuig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1376 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord takel takels
verkleinwoord takeltje takeltjes

Zelfstandig naamwoord

takel m / o

  1. (techniek) een hijswerktuig samengesteld uit kabels en katrollen, of met kettingen en kettingwielen
    • De takel is een eenvoudig werktuig. 
Synoniemen
Hyperoniemen
Meroniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Voor top en takel
(zeilen) bij storm geen enkel zeil voeren
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
takelen

takel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van takelen
    • Ik takel. 
  2. gebiedende wijs van takelen
    • Takel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van takelen
    • Takel je? 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen