spel
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spel
Woordherkomst en -opbouw
- (erfwoord), via Middelnederlands spel van Oudnederlands spil, in de betekenis van ‘ontspanning’ aangetroffen vanaf 951 [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spel | spelen, spellen |
verkleinwoord | spelletje | spelletjes |
Zelfstandig naamwoord
spel o
- bezigheid ter ontspanning volgens vaste regels met elementen als competitie, behendigheid, inzicht en kans
- Hij speelde een spel op zijn gloednieuwe spelcomputer.
- ▸ Vandaag worden spelletjes gespeeld. Er komen ook nog een playbackshow en een barbecue. Vuurkorven, lampjes en een waslijn met wat sokken en kleren, maken het vakantiegevoel compleet.[3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- alles op het spel zetten
alles inzetten en mogelijk alles verliezen
- brood en spelen
voedsel en vermaak, opgevat als middelen voor een regiem om de bevolking rustig te houden
- buiten spel blijven
niet betrokken raken
- hoog spel spelen
veel of grote risico's nemen
- niet om de knikkers, maar om het spel
het gaat niet om het winnen, maar om het vermaak
- ongelukkig in het spel, gelukkig in de liefde
wie pech heeft in iets onbelangrijks kan geluk hebben bij iets belangrijkers
- op het spel zetten
riskeren om iets anders te bereiken
Vertalingen
1. bezigheid ter ontspanning volgens vaste regels met elementen als competitie, behendigheid, inzicht en kans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
spellen |
spel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spellen
- Ik spel.
- gebiedende wijs van spellen
- Spel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spellen
- Spel je?
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord spel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "spel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Oudnederlands Woordenboek
- ↑
Weblink bron “97 jaar oud en toch op de camping in Emmeloord” (23 juni 2022), NOS
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
spel
- spel; een bezigheid ter ontspanning volgens vaste regels met elementen als competitie, behendigheid, inzicht en kans
Afgeleide begrippen
Nynorsk
Woordafbreking
- spel
Werkwoord
spel
- gebiedende wijs van spela
Schrijfwijzen
Werkwoord
spel
- gebiedende wijs van spele
Schrijfwijzen
Zelfstandig naamwoord
spel, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van spel
Veluws
Zelfstandig naamwoord
spel
- spel; een bezigheid ter ontspanning volgens vaste regels met elementen als competitie, behendigheid, inzicht en kans
Afgeleide begrippen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Erfwoord in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Nedersaksisch
- Zelfstandig naamwoord in het Nedersaksisch
- Woorden in het Nynorsk
- Woorden in het Nynorsk van lengte 4
- Werkwoordsvorm in het Nynorsk
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nynorsk
- Woorden in het Veluws
- Zelfstandig naamwoord in het Veluws